Over de sleutels van Petrus.

Alle namen in de Bijbel duiden op een geestelijk aspect in de mens en getallen geven de hoedanigheid, de toestand ervan weer. Namen van personen en plaatsen betekenen in Gods Woord geestelijke dingen van Gods liefde en van de gemeenschap van gelovigen. Bijvoorbeeld “Petrus” duidt op alle mensen die in het geloof zijn, die in de Heer geloven. “Jacobus” staat voor de mensen die in de naastenliefde zijn en “Johannes” komt in Gods Woord overeen met alle mensen die in het goede van het leven zijn. Dit zijn degenen die door de daad en het werk vanuit de naastenliefde en het geloof ervan leven, ofwel mensen die in de onbaatzuchtige, onvoorwaardelijke liefde zijn. Mensen die op deze wijze leven, zijn de ‘Johannessen’, ‘Jacobussen’ en ‘Petrussen’, die de verborgenheden van Gods Woord begrijpen wanneer die voor hen onthuld worden.

De naam Petrus doet denken aan de mens die eens een apostel van Jezus was, maar geestelijk overeenkomstig gezien betekent het ‘geloof’, het geloof in de Heer dat zo krachtig is als een rots. Iemand die een geloof heeft dat vergelijkbaar is met dat van Petrus, is een ‘Petrus’, een rotsvast geloof. En dan gaat het niet om een verstandelijk aangenomen geloof, maar om een levend geloof. Een levend geloof is geloof in de Heer dat volledig gebaseerd is op daadwerkelijke ervaring. Zo’n levend geloof kan ‘bergen’ verzetten. Samen met de Heer handelt die mens uit waarachtige liefde voor zijn medemensen en geeft Hem alle eer.

Mattheüs over de sleutels van Petrus

Mattheüs schrijft in zijn evangelie dat Jezus aan Petrus ‘de sleutels’ van Gods Koninkrijk geeft en dat hij hiermee de macht heeft op aarde te binden wat in de ‘hemel’ gebonden zal zijn en wat hij op aarde zal ontbinden, in de ‘hemel’ ontbonden zal zijn.’ (Matth. 16:15-20). De ‘hemel’ is Gods Koninkrijk en is de onvoorwaardelijke en onbaatzuchtige liefde van God de Vader in Jezus Christus. Het is een geestelijke toestand in de mens, geen (woon)plaats ergens in het universum. Iemand die in de ‘hemel’ is opgenomen, is één met deze ware liefde en leeft eeuwig als een zelfstandig geestelijk mens in die Goddelijke liefdessferen. Zijn ‘aarde’, zijn geestelijke grond, is zijn ware liefde voor de Heer en zijn geloof in Hem.

Aangezien ‘Petrus’ een groot en levend geloof in de Heer betekent, volgt hieruit dat dit geloof de macht van ‘binden en ontbinden’ heeft. Niet Petrus als mens, maar het geloof in de almacht God de Vader in Jezus Christus, de Heer in ieder mens, is deze geestelijke macht. Immers, geen mens kan uit zichzelf iets en is niets dan alleen wat hij uit de Heer is en van Hem heeft ontvangen. De mens mag geloven dat hij het is die handelt, mits hij alle eer aan de Heer geeft en Hem dankbaar is.

De sleutels van Petrus betekenen geloof

Hieruit volgt dat het volkomen onmogelijk is dat Petrus de ‘sleutels van Gods Koninkrijk’, de Goddelijke macht van binden en ontbinden, op de paus en leden van zijn orde zou hebben overgedragen, want het gaat niet om een persoon, maar om een levend geloof. Daarom beschikt de paus of een priester niet over ‘sleutels om de hemel te openen en te sluiten’, want die macht heeft alleen het geloof. Degene die waarachtig en daadwerkelijk in de Heer gelooft, leidt een leven dat als vanzelf naar Gods liefdessferen, de ‘hemel’ leidt. De ‘sleutel’ van de ‘hemel’, de Goddelijke Liefde, is het levende geloof. Die mens is een ‘Petrus’.

Op grond van hun geloof dat zij de macht hebben om de ‘hemel’ – de Goddelijke Liefde Zelf – voor een gelovig mens te openen of te sluiten, leren priesters van de rooms katholieke orde dat zij mogen oordelen over de zonden van de leden van de kerk. Omdat zij denken de ‘bedienaren van de sleutels’ te zijn, stellen zij dat de zonden van de gelovige mens vergeven zijn, wanneer een priester zegt: “Ik ontsla u van uw zonden in de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest.” Het kwijtschelden van zwaardere zonden gebeurt door bisschoppen en nog zwaardere zonden worden door de paus kwijtgescholden.

Rotsvast geloof is de sleutel van Petrus

Daarmee wordt eraan voorbij gegaan dat het bezit van de ‘sleutel tot de hemelpoort’ niet gaat om een persoon, maar om een waar en rotsvast geloof in God, Zijn Almacht en Zijn barmhartige liefde. Iedereen die dat ware rotsvaste geloof heeft, is een ‘Petrus’ in het bezit van de ‘sleutel tot de hemel’. En dat is niet een letterlijke sleutel, maar een vermogen tot.
Alleen God de Vader heeft de macht om iemand die tegen Zijn Goddelijke orde willens en wetens zondigt of gezondigd heeft, te vergeven, wanneer hij daar een diep en oprecht berouw over heeft. Dat priesters, bisschoppen en de paus zich de macht om te vergeven hebben toegeëigend, is dan ook een ontwijding van de waarheid van Gods Woord.

Petrus is nooit in Rome geweest

Pas in de 4e eeuw na Christus werd tijdens het concilie van Nicea onder leiding van keizer Constantijn I de grondslag gelegd voor de latere rooms katholieke kerk. Hieruit volgt eveneens dat Petrus nooit in Rome kan zijn geweest om de nog niet bestaande paus zijn ‘sleutels’, zijn macht over het openen en sluiten van de ’hemel’, over te dragen, als het al zo letterlijk begrepen zou kunnen worden. Zie deel drie van “Geschenken uit de hemel” door Jakob Lorber, blz. 300-304 en Het grote Johannes Evangelie (GJE 10:25-30) waarin deze ontwikkelingen zijn beschreven. Zie ook GJE 8, hoofdstuk 47 waarin de Heer voorspelt hoe de kerk zich zal ontwikkelen. In GJE 8, 62 vertelt de Heer aan Petrus dat men hem later tot een heerser zal maken en dat hij als eerste op de stoel van die heerser zou zitten, want hij zou de nieuwe Aäron zijn.

In de rooms katholieke kerk wordt Petrus als de eerste paus beschouwd en wordt hij ook wel aangeduid als Sint-Pieter. Het ambt van paus wordt daarom ook wel Petrusambt genoemd. In het oosters christendom wordt Petrus als de eerste patriarch beschouwd. Vanaf eind twintigste eeuw is er sprake van publicaties die meer berusten op interdisciplinair onderzoek. Vanaf die periode verschenen ook steeds meer publicaties die concluderen dat Petrus nooit in Rome kan zijn geweest en dus ook nooit daar kan zijn gekruisigd en begraven. Zie https: //nl.wikipedia.org/wiki/Petrus.

De benaming paus is afkomstig van het Oudgriekse: πάππας, pappas, later gelatiniseerd tot papa, in de betekenis van vader. Eveneens werd de titel in de middeleeuwen opgevat als een acroniem van het Latijnse Petri apostoli potestatem accipiens (van de apostel Petrus de macht ontvangend). Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Paus.