De schepping van de aarde.

Het begrip ‘aarde’ heeft in de Bijbel zowel een letterlijke als een overdrachtelijke betekenis.

Het is beeldtaal, beeldspraak. De ‘aarde’ is namelijk ook de geestelijke grond van een mens.

Wat zijn iemands overtuigingen, opvattingen, hoe staat hij in de wereld en hoe gaat hij met zijn medemensen om.

De Schepping van de aarde is heel veel langer geleden dan de wetenschap vanuit gaat, want volgens de Nieuwe Openbaring door Jakob Lorber is onze aarde quintiljoenen jaren oud en niet ongeveer 15 miljard jaar, zoals de wetenschap veronderstelt. Een quintiljoen, dat is een 1 met 30 nullen erachter, is echter zo onvoorstelbaar groot, dat het getal van 15 miljard daarbij volledig in het niet verdwijnt.

Hoe God de aarde schiep, beschrijft de Heer in de Jakob Lorber boeken in detail. De schepping van de aarde was een zéér langdurig proces en haar ontwikkeling verliep in een aantal discrete fasen. En die fasen noemt Mozes in de Bijbel ‘dagen’. Met andere woorden, het ontstaan van de aarde stemt volledig overeen met de bevindingen van de wetenschap, er waren miljarden maal triljoenen jaren nodig voordat de aarde bewoond kon worden.

De oergrond is het werkelijke begin

In het begin van de schepping van de aarde was zij leeg en woest en overal was duisternis. Dit is beeldspraak, want de mens leeft vanaf zijn geboorte in geestelijke duisternis. Ieder mens wordt onwetend van het doel van zijn leven geboren. Daarom zegt God ook dat Hij de mens “licht” geeft (Gen. 1:3). Dankzij die wijsheid zou de mens kunnen weten wat zijn doel op aarde is. God vertelde vanaf de schepping van Adam en Eva steeds weer dat het doel van hun leven liefde tot God en zijn medeschepselen is. Desondanks is deze wijsheid keer op keer in de afgelopen tientallen eeuwen verloren gegaan.

Die ontwikkelingsfasen van de ‘aarde’ slaan niet alleen op de wording van de stoffelijke aarde, maar óók op onze eigen geestelijke ontwikkeling. Mozes gebruikte de term ‘dag’, maar het zijn fasen van onze geestelijke ontwikkeling. Tijdens zijn aardse leven kan iemand zijn geestelijke grond zien veranderen.

Begin van geestelijke ontwikkeling

De ‘eerste dag’ is de tijd die de mens nodig heeft om te ontdekken dat er een groot verschil is tussen Gods wijsheid en wereldse geleerdheid. Op de ‘tweede dag’ laat de mens het verstandelijke los en richt zich op de geestelijke kant van zijn bestaan. Dat noemt Mozes de scheiding van de “wateren.” (Gen. 1: 6) De “zee van kennis” omspoelt dan de nieuwe basis: “aarde”. Deze “aarde” is de liefde van het hart dat een vruchtbare bodem vormt voor een nieuw leven en inzichten. Daden van liefde op de “derde dag” maken het hart sterker en geven de mens steeds meer inzichten; “de grassen en kruiden groeien op.” (Gen. 1: 11-13) Het licht en de inzichten worden krachtiger. Daardoor ontstaat meer warmte, het vuur van de naastenliefde wordt sterker. En uiteraard kijkt onze lieve Heer daar met welgevallen naar. Mozes zegt dat met: “En God zag dat het goed was.”

Ommekeer

De “vierde dag” vormt een grote ommekeer in het leven van de zich ontwikkelende mens. Zijn vaste wil (het gewelf zegt Mozes; Gen. 1,14-19) om God en de medemens te dienen, de ware liefde, het juiste inzicht en het ware verstand uiten zich als een levend geloof en deze vormen de “hemel” in de mens. De mens die een werkelijk deemoedige en gehoorzame wil ontwikkelt, uit eigen vrije wil Gods wil doet, is geschikt om de zuivere ongeschapen Goddelijke Geest in zich op te nemen. Het zuiver Goddelijke dat aan de “hemel” wordt geplaatst, is het grote licht van Gods Geest.

Kind van God

De “vijfde en zesde dag” zijn de perioden van verdere ontwikkeling in de naastenliefde van het nog zeer jonge Kind van God, de ware mens in wording. De schepping van de “dierenwereld” die Mozes beschrijft, zijn de “zee en wateren” van deze mens. Deze vullen zich met vele vormen, dat is: scheppingen door daden van naastenliefde. De nieuwe mens erkent de Goddelijkheid van alles en verwerkelijkt zijn zuiver Goddelijke afkomst in deze “dagen.” (Gen. 1:20-31).

De “zevende dag” is de periode dat het nu volmaakte Kind van God ‘rust’. (Gen. 1-33). Ook dit is symboliek, want de ware mens die nu is opgestaan, is zeer actief en blijft dat ook tot in eeuwigheid. Maar hij ondervindt geen gericht en er zijn geen dwang of angstige zorgen meer. De voleindigde mens is nu volkomen vrij en één met de Goddelijke Vader, God van Liefde (warmte) en Licht (wijsheid).

De schepping van de ‘aarde’, een nieuwe geestelijke grond, leidt tot werkelijke en duurzame vrede in de mens.

De mens echter kan uit zichzelf alles wat hij maar wil, en niemand kan hem dat beletten. En zo kan de mens met de aarde die zijn lichaam draagt en voedt, doen wat hij wil, en moet dan meestal door de gevolgen ervan leren of zijn wil goed of slecht was. J. Lorber in GJE 5, 109:4

Andere berichten

Wat is het Paradijs?

Over de geestelijke betekenis van het paradijs. In het Paradijs, waar Adam en Eva in het begin leefden, stond de boom der kennis van goed en kwaad en de boom van het leven. En vooruit had God hen [...]

De Stem van de stilte

De Stem van de stilte. Pas wanneer het stil wordt, in je en om je heen, dan pas hoor je Mij. Word stil en hoor: Ik heb je lief! Het staat in de Bijbel al geschreven, je hoort [...]

Zuiverheid is de liefde Zelf

Zuiverheid is de liefde Zelf. Niets is zuiver dan alleen Ik, de liefde Zelf. Wie zuiverheid zoekt kan het alleen bij Mij vinden. Wie wil weten of er sprake is van zuiverheid in wat hij voelt, hoort of [...]

Door |2023-06-07T19:29:53+00:001 augustus, 2017|
Ga naar de bovenkant